Schminkstokken

Een gunstige wind waaide niet alleen de dagboeken van Leonard Holsters in onze schoot. Diezelfde welwillende wind bracht ook een heleboel oude foto’s in ons bezit. Die bieden een fascinerende inkijk in de manier waarop de theatermakers van KVT Boom toentertijd stukken op de planken brachten: in welke decors, met welke kostuums… en hoe ze geschminkt waren.

Naar moderne normen lijkt de stevige laag schmink waarachter de actrices en acteurs zich toen verborgen, wat buitensporig. Ook het koppel dat onze affiche siert was door de grimeuse stevig onder handen genomen. Maar dat hoorde zo. Want we deden nòg een toevallige vondst, op een rommelmarkt (deze productie staat bol van dat soort toevallige ontdekkingen, zo lijkt het wel). Het boekje “Wat weet ge over grimeerkunst” geeft een heleboel praktische tips voor het opmaken van vaak voorkomende theatertypetjes. “Een handboek over de grimeerkunst ten bate der tooneelliefhebbers en jonge acteurs,” zo stelt de ondertitel het, “Geïllustreerd met foto’s van karakterkoppen van bekende kunstenaars”. Want:

Tooneel is de spiegel van het leven; daarom is het uitbeelden van een rol ook niets anders dan het INLEVEN van het personage, dat men heeft uit te beelden. Om dit doel te bereiken moet men alvorens het tooneel te betreden ONBERISPELIJK GETYPEERD ZIJN. Het groote euvel van den beginneling ligt wel hierin, dat hij een gansch kleurengamma schminkstokken koopt en niet weet, hoe ze te gebruiken.

Als je de tips in dit kleine boekwerkje volgt, dan vermijd je die beginnersfouten – zo beweert althans auteur Willy Condès. Speel je een Griekse tragedie waarin Achilles opdraaft? Dan heeft die acteur nood aan “kort kastanjebruin krulhaar en korte snor, loopend in kinbaard (kort)”. Zet je een passiespel op de planken waarin ook een rol voor Jezus Christus zelf is weggelegd? Die grimeer je overtuigend met “lange hel blonde haren, streep in het midden, tot op de schouders, ongekruld, dito volle baard in twee punten en snor”. Geen idee hoe men wist hoe Achilles en Christus destijds hun haar droegen, maar goed.

Deze grimeertips dateren uit het jaar 1945, en dat is er aan te merken. Sommige “onberispelijke typeringen” zijn naar hedendaagse normen ronduit racistisch. Neem deze passage: “Wil men een JOODSCH type uitbeelden, knede men een haviksneus of scherp gebochelde neus”. Je moet al een Aalsters carnavalsgezelschap zijn om vandaag nog met die tip aan de slag te gaan. Het valt bovendien op dat het leeuwendeel van de tips in dit boekwerkje over mannelijke personages gaan. Misschien hadden vrouwen niks meer te leren?